P
PeterC
Guest
Om mijn mislukt diorama met een Schwerer PanzerSpahwagen ( http://www.modelbouwen.be/show-uw-afgewerkte-projecten-hier/3302-schwerer-panzerspahwagen.html ) wat nieuw leven in te blazen, kwam ik op het idee om er een zusje bij te zetten. In mijn modelbouwkast heb ik dan nog een Kommandowagen van Revell op 1/35° 'gevonden'.
Die doos stond al een tijdje te wachten op het juiste ogenblik om gemaakt te worden.
Voor ik begon met bouwen, heb ik eerst wat informatie gezocht. Een goede bron hiervoor is het uitstekende boek 'Die Panzerzüge des Deutschen Reiches 1904 - 1945' van Wolfgang Sawodny.
Wat geschiedenis:
In tegenstelling tot de 'leichten Schienenpanzerspähwagen' (heb ik nog liggen als vacu-form, volgend project?) is de informatie over de zwaardere tegenhanger eerder beperkt. Internet is op dat vlak een hopeloze speurtocht.
Een heleboel moeilijkheden werden ondervonden tijdens de ontwikkeling van deze wagen.
Op 03/08/1943 werd door het OKH (Oberkommando des Heeres) bij de firma Steyr een bestelling geplaatst voor 100 schweren Schienenpanzerspähwagen. Op 24/11/1943 volgde een nieuwe bestelling voor nog eens 100 stuks. Hieruit zouden 12 a 16 pantsertreinen worden samengesteld. Men hoopte op een snelle ontwikkeling en levering zoals bij de 'leichten Schienenpanzerspähwagen' die in een mum van tijd werden ontwikkeld.
Men zou voor de zware versie hetzelfde chassis en motor nemen als voor de lichte versie. Op dat chassis zou een versterkte kast worden gemonteerd met schuine kanten (20 mm dikte). De totale lengte moest op 6,25 m komen. In totaal zouden er vijf verschillende types komen:
- Infanteriewagen (achthoekige observatietoren).
- Pionierwagen (zelfde achthoekige toren als de Infanteriewagen).
- Kommandowagen (observatietoren en raamantenne).
- Artilleriewagen (toren van een Pz IV F1 met 7,5 cm kanon (prototype), bij de serieuitvoering een toren van een Pz III N).
- Flakwagen (2 cm Flakvierling of 3,7 cm Flak Zwilling 43).
Over het al dan niet installeren van een 12 cm mortier die door een opning in het dak zou vuren, werd zwaar gediscussieerd.
Alle wagens moesten zowel vooraan als achteraan met verende buffers als met normale koppelingen uitgevoerd worden. De voertuigen moesten zowel individueel als als pantsertrein samengevoegd kunnen worden.
Er werd een totaalgewicht van 18 ton vooropgesteld en een maximum snelheid van 40 km per uur en een actieradius van 700 km.
Men vermoed dat de bouw van deze wagen vooral moeilijkheden ondervond door een zwaardere opbouw op het chassis van de 'leichten Schienenpanzerspähwagen' te bouwen. Door een grotere lengte waren er problemen met de asafstand van het originele chassis van 2,20 m en was er veel overhang zowel voor of achter de assen. Ook waren er verschillende (technische) problemen doordat de buffers niet op chassishoogte waren maar een stuk daarboven.
Pas 15 maanden nadat de opdracht werd gegeven aan de firma Steyr kon een prototype worden voorgesteld. De uiteindelijke levering aan de troepen bestond nog uit 2 commandowagens, 4 infanterie en geniewagens en 2 artilleriewagens. De vooropgestelde flakwagens kwamen te vervallen en de flaks werden op lageboord wagons geïnstalleerd.
De 'schweren Schienenpanzerspähwagen' kwamen pas tot inzet wanneer er reeds een nijpend tekort was aan brandstof zodat het vooropgestelde doel om de wagens alleen te laten opereren teniet werd gedaan en deze pantsertreinen enkel nog gekoppeld werden ingezet, daarbij aangedreven door een (ongepantserde) stoomlokomotief (BR57).
De referentiebron:
Die doos stond al een tijdje te wachten op het juiste ogenblik om gemaakt te worden.
Voor ik begon met bouwen, heb ik eerst wat informatie gezocht. Een goede bron hiervoor is het uitstekende boek 'Die Panzerzüge des Deutschen Reiches 1904 - 1945' van Wolfgang Sawodny.
Wat geschiedenis:
In tegenstelling tot de 'leichten Schienenpanzerspähwagen' (heb ik nog liggen als vacu-form, volgend project?) is de informatie over de zwaardere tegenhanger eerder beperkt. Internet is op dat vlak een hopeloze speurtocht.
Een heleboel moeilijkheden werden ondervonden tijdens de ontwikkeling van deze wagen.
Op 03/08/1943 werd door het OKH (Oberkommando des Heeres) bij de firma Steyr een bestelling geplaatst voor 100 schweren Schienenpanzerspähwagen. Op 24/11/1943 volgde een nieuwe bestelling voor nog eens 100 stuks. Hieruit zouden 12 a 16 pantsertreinen worden samengesteld. Men hoopte op een snelle ontwikkeling en levering zoals bij de 'leichten Schienenpanzerspähwagen' die in een mum van tijd werden ontwikkeld.
Men zou voor de zware versie hetzelfde chassis en motor nemen als voor de lichte versie. Op dat chassis zou een versterkte kast worden gemonteerd met schuine kanten (20 mm dikte). De totale lengte moest op 6,25 m komen. In totaal zouden er vijf verschillende types komen:
- Infanteriewagen (achthoekige observatietoren).
- Pionierwagen (zelfde achthoekige toren als de Infanteriewagen).
- Kommandowagen (observatietoren en raamantenne).
- Artilleriewagen (toren van een Pz IV F1 met 7,5 cm kanon (prototype), bij de serieuitvoering een toren van een Pz III N).
- Flakwagen (2 cm Flakvierling of 3,7 cm Flak Zwilling 43).
Over het al dan niet installeren van een 12 cm mortier die door een opning in het dak zou vuren, werd zwaar gediscussieerd.
Alle wagens moesten zowel vooraan als achteraan met verende buffers als met normale koppelingen uitgevoerd worden. De voertuigen moesten zowel individueel als als pantsertrein samengevoegd kunnen worden.
Er werd een totaalgewicht van 18 ton vooropgesteld en een maximum snelheid van 40 km per uur en een actieradius van 700 km.
Men vermoed dat de bouw van deze wagen vooral moeilijkheden ondervond door een zwaardere opbouw op het chassis van de 'leichten Schienenpanzerspähwagen' te bouwen. Door een grotere lengte waren er problemen met de asafstand van het originele chassis van 2,20 m en was er veel overhang zowel voor of achter de assen. Ook waren er verschillende (technische) problemen doordat de buffers niet op chassishoogte waren maar een stuk daarboven.
Pas 15 maanden nadat de opdracht werd gegeven aan de firma Steyr kon een prototype worden voorgesteld. De uiteindelijke levering aan de troepen bestond nog uit 2 commandowagens, 4 infanterie en geniewagens en 2 artilleriewagens. De vooropgestelde flakwagens kwamen te vervallen en de flaks werden op lageboord wagons geïnstalleerd.
De 'schweren Schienenpanzerspähwagen' kwamen pas tot inzet wanneer er reeds een nijpend tekort was aan brandstof zodat het vooropgestelde doel om de wagens alleen te laten opereren teniet werd gedaan en deze pantsertreinen enkel nog gekoppeld werden ingezet, daarbij aangedreven door een (ongepantserde) stoomlokomotief (BR57).
De referentiebron: